Na de weken in
Afrika was het tijd voor een nieuw werelddeel: Azië. Na vijf dagen bij de
familie van Tina in Thailand te zijn geweest, reisde ik door naar buurland
Cambodja. In dat land wonen twee vrienden die beiden goed werk doen daar. En ik
had het voorrecht een bezoek te mogen brengen aan deze twee organisaties.
Romi werkt voor
een Non-Goverment Organisation in de buurt van de Cambodjaanse hoofdstad Phnom
Penh. Deze kleine organisatie ondersteunt de introductie van zonne-energie in
ontwikkelingslanden. In Cambodja heeft ongeveer 70% van de bevolking geen
toegang tot betrouwbare elektriciteit. Heel praktisch gezegd: er gaan geen
kabels van een elektriciteitsbedrijf naar het platteland. Zonnepanelen zijn
daarom een uitkomst en Picosol ondersteunt deze zelfvoorzienende vorm van
energie. Er is een trainingscentrum waar installateurs worden geleerd hoe ze
een paneel en batterij aanleggen. In Cambodja betekent dit dat er ook moet
worden verteld hoe je op een veilige manier op een dak moet klimmen. Zonnepanelen
zijn duur en voor veel gemeenschappen niet te betalen. Daarom zijn ze bezig met
het vinden van oplossingen, waaronder een lamp gemaakt van een PET fles. Zo
slaan ze meerdere vliegen in één klap!
Ik heb een
computertraining verzorgd aan de medewerkers van Picosol. Een deel van hen komt
letterlijk uit het dorp waar de organisatie is gevestigd. Dit betekent dat het
onderwijs dat ze hebben gehad niet van een hoog niveau is. Het was mooi om te
zien dat Picosol dit soort mensen een kans geeft en hen met geduld de juiste
richting in duwt. Ik weet zeker dat dit wordt terugbetaald op de een of andere
manier. Het was voor mij de eerste keer dat ik een zakelijk gerichte training
gaf op mijn blote voeten gekleed in een korte broek en een maatoverhemd. Het
viel me op dat gaandeweg de dag het Engels van de medewerkers steeds beter werd
en dat ze allemaal erg gemotiveerd zijn. De afsluitende groepsfoto was er een
om in te lijsten (wat je doorgaans ook doet met foto’s). De
schoonmaakster/kokkin sprong op mijn rug en twee anderen namen hun eigen
bijzondere pose aan. Dat is nog eens wat anders dan een statieportret op een
trap.
Het tweede
gedeelte van mijn tijd in Cambodja bracht ik door in Siem Reap, een stadje dat elk
jaar busladingen toeristen ontvangt vanwege de vele oude tempels die er te
vinden zijn. Deze tempels zijn ook daadwerkelijk van ongekende magnitude; de
grootste zijn echt indrukwekkend. Dan zijn er nog muren die rondom het
tempelterrein staan en de bassins die met de hand zijn gegraven strekken zich
kilometers uit. En dat alles voor een of andere koning. J.F.K.A.J. (Jack
formely known as Jaap) werkt voor de fabriek Pactics, gelegen aan de
Pacticsweg: hoe toevallig! Pactics is een commercieel bedrijf dat op een
verantwoordelijke manier producten voor de mode-industrie maakt. De meerderheid
van de producten zijn zakjes en doekjes voor zonnebrillen: een product dat ik
binnen een week kwijt ben als ik een nieuwe bril koop, maar wel een nog
luxueuzer image geeft aan zo’n bril, omdat het merk er op een herkenbare manier
op staat.
Terwijl ik in de
bezoekersruimte zit te wachten word ik uit mijn concentratie gehouden door het
gehuil van baby’s. Niet een heel bekend geluid in een bedrijf, maar een mooi
voorbeeld van hoe anders het men het hier aanpakt. De voorziening van een
kinderopvang zorgt dat jonge moeders weer snel aan het werk kunnen en de zorg
voor hun kinderen gedurende de werkdag aan professionals kunnen overlaten. De
medewerkers werken 48 uur per week (standaard voor Cambodja) en aan alles kun
je merken dat de directie van de fabriek het belangrijk vindt dat de
werkomstandigheden naar behoren zijn: in plaats van een houten kruk krijgt
iedereen een in hoogte verstelbare stoel, het salaris is eerlijk en er zijn
compensatie- en bonusregelingen en zelfs een jaarlijks personeelsuitje. Het
gebouw is zo ontworpen dat de lucht op een natuurlijke manier fris en koel is
en er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijk licht. De machines
en apparaten moeten voldoen aan strenge veiligheidseisen en er bestaan
procedures in het geval er iets mis mocht gaan – ook is er een zuster aanwezig.
De medewerkers hebben nette bedrijfskleding aan. De een luistert met een
koptelefoon naar muziek en sluit zich daarmee af van zijn of haar collega’s, de
ander deelt een tafel met collega’s en kletst aan een stuk door. En weer een
ander is doof. Lekker rustig dus. Ook dat is een kenmerk van Pactics: waar
gehandicapten in ontwikkelingslanden doorgaans geen enkele kans op de
arbeidsmarkt hebben en dus wel gedwongen worden hun handicap te moeten commercialiseren
met bedelen, neemt Pactics iedereen even serieus. Zolang je het werk maar kunt
doen kan je aangenomen worden. Dus als jongens tegen de heersende cultuur in willen
naaien, dan kan dat.
Alles even
positief en goed geregeld, en ik weet dat deze mensen een bijzonder goeie kans
geboden is (ook getuige de enorme aantallen aanmeldingen als de fabriek weer
nieuwe mensen zoekt), maar toch kan ik me niet helemaal losmaken van het
eentonige werk dat ze dag in dag uit doen voor een luxe-accessoire van een
product dat duurder is dan wat ze per maand verdienen. Uur na uur lappen stof
snijden en netjes opstapelen, logootjes schilderen of stansen,
kwaliteitscontrole op de millimeter nauwkeurig, doekjes inpakken in een
individueel plasticje met een sticker erbij, slingers van zakjes dichtnaaien en
tenslotte alles inpakken en verschepen. Er was een man die al vier jaar touwtjes
voor de zakjes op maat brandt met een gloeiendhete draad. Het deed me denken
aan de twee dagen die ik in een ompakkingsloods heb gewerkt waar dit soort
eentonig werk voor oplagen die te klein waren om te automatiseren ook met de
hand gedaan. Ik had na twee dagen voldoende motivatie om mijn studie af te
maken. Al met al een erg interessant kijkje in het begin van de keten van de
mode-industrie.